Bart Meuleman bewerkt Hedda Gabler

Moeten we Hedda Gabler (1890) vandaag nog spelen? Heeft het burgerlijke milieu dat Ibsen schetst nog iets van doen met het onze? Ligt het soort strijd dat Hedda voert, en waarin ze grandioos mislukt, niet ver achter ons? Waarom zouden we trouwens nog repertoire spelen?

Het zijn vragen die je je als regisseur moet stellen – je komt ze hoe dan ook tegen tijdens het werkproces met de acteurs. Wat blijft verbazen, is hoe spannend dit stuk is. Ibsen moet er zich goed mee geamuseerd hebben. Voor mij was dat de eerste reden om het te willen regisseren: het zuigt je mee, vanaf het begin tot het fatale einde. Maar eens die beslissing viel, bleek al snel dat een bewerking zich opdrong. Niet om het stuk in spaanders te hakken of de auteur te ridiculiseren, maar de rol van de meid, bijvoorbeeld, daar zag ik geen meerwaarde in, die heb ik geschrapt. (Het is ook geen cadeau om die rol te spelen.) Het maakt dat de opkomsten en afgangen van de personages veel dichter bij elkaar kwamen te liggen, wat een versnellend effect heeft. 

Een grotere ingreep was het schrappen van de rol van tante Julia, de tante van Tesman, die op de eerste ochtend na de huwelijksreis al op bezoek komt, nog voor het jonge paar zelfs maar wakker is. Ik schrapte het personage, maar behield wel een deel van de tekst en gaf dat aan rechter Brack. Zo is het niet de doodbrave tante Julia die Tesman in het begin vraagt of Hedda al zwanger is, maar Hedda’s eigen minnaar, die, omdat hij als makelaar de koop van het huis regelde, ‘ook nog een sleutel heeft’. Meer dan in het origineel is Brack in deze bewerking een perfide manipulator. 

Voor het overige heb ik de tekst ‘strakgetrokken’; ik liet naar mijn gevoel overbodige replieken weg, en ik trachtte uit de retoriek van negentiende-eeuwse, burgerlijke plichtplegingen, kortere scherpe zinnen te puren. Het maakt het geheel – opnieuw – sneller.

Aan de kracht van het stuk verandert dat niets. Aan het enigmatische karakter van veel van wat er hier gezegd wordt, ook niet. Het is verwonderlijk hoe talloze replieken voor meerdere verklaringen vatbaar blijven – wat meteen alvast één antwoord geeft op de vraag waarom dit stuk zo goed overeind blijft. Wie aan Hedda Gabler werkt, kan niet anders dan zijn of haar eigen gevoelens en opvattingen toetsen aan wat er op papier staat, om zo tot een mogelijke invulling van de rollen te komen. Zo is het stuk ook geschreven: dwingend, en tegelijk heel open, heel uitnodigend. Je moet veel van jezelf investeren om tot een mogelijk begrijpen te komen, en dat proces is intens, leerrijk en begeesterend. Het meest opvallende, voor ons althans, is dat Hedda Gabler geen tragedie (meer) blijkt. Mogelijk zitten de versnellende ingrepen daar voor iets tussen, maar ik geloof dat die vooral versterken wat er zich in de donkere grondlaag van het stuk schuilhoudt. Met enkele hilarische mannenrollen is Hedda Gabler vandaag bijna een komedie, een wrange komedie met dodelijke afloop.

 

Bart Meuleman, januari 2016

Nawoord bij de tekstuitgave van Hedda Gabler (Bebuquin / Toneelhuis)

 

Ook interessante producties: