Hoofdpersonage is Victor-Denijs de Rijckel, een 37-jarige leraar Engels-Duits, die na zijn scheiding een uitzichtloos leven leidt. Als hij op het Bal van het Wit Konijn in Oostende een gemaskerde vrouw ziet, ontwaken zijn driften opnieuw. Deze vrouw wil hij ontmoeten. Een schooljongen, Albert Verzele, neemt hem mee op een tocht door Vlaamse velden tot bij een kasteel. Daar woont niet alleen de vrouw die hij begeert, het blijkt ook het brandpunt van de verering voor een zekere Crabbe, een voorman van het fascisme die tijdens de oorlog mysterieus verdween. Gaandeweg gaat de Rijckel zich steeds meer met Crabbe identificeren. Het doet hem uiteindelijk in de psychiatrie belanden.
Via de crisis van het hoofdpersonage voert Hugo Claus ons naar de meest akelige bladzijden van het flamingantisme. “Het is een beerput die de Rijckel in dat dorp aantreft, maar hij valt er uiteindelijk zelf in”, aldus Meuleman. Vlaanderen boven. Of toch niet?