Guy Cassiers schrijft een brief aan Tom Van Dyck

Guy Cassiers schrijft een brief aan Tom Van Dyck

"Neen, ik ben niet kwaad geworden bij het lezen van je interview. Ik ben wel erg verbaasd over een aantal dingen die je zegt."

Tom Van Dyck pleitte afgelopen weekend in een veelgelezen interview in De Morgen om de podiumkunsten grondig te hervormen. Guy Cassiers voelde zich persoonlijk aangesproken en schreef een brief aan Tom, die vandaag ook gepubliceerd werd in De Morgen. Maar hij kijkt vooral uit naar diens rentrée op de Bourlascène voor Wachten op Godot.

Beste Tom (Van Dyck),

Neen, ik ben niet kwaad geworden bij het lezen van je interview (DM 8/8). Ik ben wel erg verbaasd over een aantal dingen die je zegt. Ik antwoord je per brief omdat ik me als artistiek leider van Toneelhuis persoonlijk aangesproken voel. Je werkt de volgende maanden trouwens onder ons dak als acteur in de voorstelling Wachten op Godot van Olympique Dramatique. Ik ben heel blij dat je bij Toneelhuis je rentree op de scène maakt en kijk er erg naar uit om je opnieuw in het theater bezig te zien.

Natuurlijk heb je het recht om je eigen visie op theater uit te werken en voor te leggen. Maar wat ik niet begrijp is dat je die visie rechtvaardigt vanuit de gedachte dat de grote huizen niet efficiënt functioneren en dat het hele systeem moet worden omgevormd. Het is me een raadsel wat je bedoelt met ‘niet efficiënt’. In welke zin zouden de drie grote huizen - KVS, NTGent en Toneelhuis - niet functioneren? Het zijn drie theaters die elk rond een duidelijk en expliciet artistiek idee georganiseerd zijn en van daaruit hun voorstellingen maken. Dat ze zo erg van elkaar verschillen is voor mij een teken van de artistieke rijkdom en van de organisatorische soepelheid van onze grote theaters.

Je model van een theater waarin de acteur centraal staat, is een valabel model. Maar je presenteert het niet als een ‘artistiek’ verhaal, maar als een verhaal dat bedoeld is om de podiumkunstensector grondig te veranderen. Dan wordt het een ‘politiek’ verhaal. Je bent overigens niet de enige die van de coronacrisis gebruik wil maken om de podiumkunsten te hervormen. Maar dat gebeurt allemaal heel erg ondoordacht en heel eenzijdig. Dergelijke voorstellen zouden uiteindelijk wel eens meer in het nadeel dan in het voordeel van het gesubsidieerde theater kunnen spelen.

Ik begrijp je plan als een pleidooi voor een groot ensemble van vaste acteurs. Misschien zijn er nu inderdaad opnieuw redenen om dat te verdedigen. Het zou in elk geval een omslag betekenen in de ontwikkeling die zich nu al enkele decennia in Vlaanderen, in Nederland en ook daarbuiten aan het voltrekken is. De autonomie van de acteur en de vrijheid van de regisseur hebben ertoe geleid dat ze zich niet meer met de volledige werking van een groot theater of een gezelschap willen identificeren. In plaats van een vast contract geeft de autonome acteur er de voorkeur aan projectmatig en op zelfstandige basis te werken om zo vrijer rollen te kunnen kiezen, vaak bij de televisie, de film of in commerciële producties. Zowel de acteur als de regisseur willen vanuit de artistieke inhoud vertrekken en niet langer werken van een vooraf gegeven structuur of kader.

De bloei van het Vlaamse theater sinds het begin van de jaren tachtig heeft te maken met die beweging. Ook het ontstaan van collectieven die zonder regisseur of duidelijke hiërarchie voorstellingen maken, is hier een gevolg van. Er heeft zich de voorbije decennia daarenboven naast de acteur en de regisseur ook een andere figuur ontwikkeld: de (theater)maker. Je hebt het wat smalend over de ‘maker-itis’. Deze makers bewegen zich autonoom tussen acteren en zelf voorstellingen maken. Ook zij schakelen zich liever niet in een groter geheel in. Deze ontwikkelingen hebben geleid tot een andere invulling van de grote huizen. Zo heeft Toneelhuis zich sinds 2006 expliciet geprofileerd als een ensemble van makers in plaats van een ensemble van acteurs. Dat was een duidelijke artistieke keuze waarvoor we subsidies hebben aangevraagd en gekregen.

Al deze artistieke ontwikkelingen tezamen hebben de positie van de freelance acteur sterk beïnvloed. De lange lockdown van de theaters heeft die positie heel kwetsbaar gemaakt en er moet dringend actie ondernomen worden om die acteurs te helpen. Op dit ogenblik de grote huizen als enige oorzaak met de vinger wijzen en hun omvorming als een oplossing voorstellen, is echter wel heel erg kort door de bocht.

TEAMWORK

Ik bespeur in je plan een soort heimwee naar een theater dat nooit heeft bestaan. Want ik kan me maar moeilijk voorstellen dat je terug wil naar het oude systeem van de drie stadstheaters die een groep acteurs in vaste dienst hadden en waarvan het repertoire voor een groot gedeelte werd bepaald door de zoektocht naar voldoende rollen voor de acteurs. Er is op dit moment maar één theater dat als model zou kunnen dienen en dat is ITA, maar ook daar is het niet de acteur die beslist wat er gespeeld wordt. Ook daar staat hij in functie van de repertoirekeuze en de casting van een regisseur. In Frankrijk en Duitsland vind je deze repertoire-ensembles nog veel meer, maar precies daar is men op zoek naar andere modellen (die men vaak in Vlaanderen vindt). Ik begrijp dus niet zo goed wat je bedoelt met het opnieuw centraal stellen van de acteur.

Je hebt in je analyse weinig aandacht voor de geschiedenis van het recente Vlaamse theater, maar ook de plek van de organisatie minimaliseer je op een volgens mij op een onverantwoorde manier. Ik heb het erg moeilijk met het beeld dat je ophangt van de grote huizen als zouden ze log zijn, te veel geld steken in de niet-artistieke omkadering en te weinig zichtbaar zijn. Je opmerkingen over het ‘vaste personeel’ getuigen van weinig respect voor het enorme werk dat er achter de scène gebeurt om een voorstelling mogelijk te maken. ‘Zonder acteur, geen voorstelling’, zeg je. Absoluut. Maar zonder de ‘vaste medewerkers’ evenmin. Dat een acteur de kern van theater is, betekent niet dat hij de enige is die de voorstelling mogelijk maakt. 

Theater is fundamenteel groepswerk en het overgrote deel van die groep staat nooit voor het voetlicht. De vaste personeelsleden zouden volgens jou degene zijn, en niet de acteurs, die konden genieten van technische werkloosheid tijdens de coronacrisis. Ik kan je zeggen dat Toneelhuis de voorbije maanden al zijn contractuele verplichtingen is nagekomen. Ik kan je ook met heel nuchtere cijfers aantonen dat de crisis ons geen enkel financieel voordeel heeft opgeleverd. Ook je suggestie dat de grote theaters veel leeg staan moet ik met klem tegenspreken. Toneelhuis gebruikt de Bourla Schouwburg zowat permanent, voor voorstellingen en voor repetities (omdat er geen extra repetitieruimte is). Ook over de verdeling tussen de artistieke en de andere budgetten en over het aantal voorstellingen die Toneelhuis in binnen- en buitenland speelt, kan ik je exacte cijfers geven. En dat zullen KVS en NTGent ook doen als je dat vraagt. Je zal daar geen gebrek aan efficiëntie in aantreffen.

Wat ik gevaarlijk vind, is dat je op een ogenblik dat de hele sector een gemeenschappelijk draagvlak zou moeten vinden in deze crisis met zeer ingrijpende economische en financiële consequenties voor de toekomst, de werking van de grote huizen met veralgemeningen en clichés volledig in vraag stelt en voorstelt het hele systeem te hervormen. Volgend jaar moeten nieuwe subsidiedossiers ingediend worden. Als je een plan hebt over een andere invulling van een stadstheater, dan is dat het geschikte moment om het voor te leggen. Toneelhuis is zoals je weet zelfs op zoek naar een nieuwe artistiek directeur. Er dienen zich dus mogelijkheden aan voor nieuwe ideeën. Maar wellicht vinden we de volgende maanden tijd om samen over deze discussie te praten. Godot zal wel even wachten.

Hartelijke groet, 
Guy Cassiers