Interview met Olympique Dramatique en LAZARUS over Niets is onmogelijk

Rond de tafel zitten Günther Lesage, Geert Van Rampelberg, Stijn Van Opstal, Joris Van den Brande en Ryszard Turbiasz. Een uurtje gedachten stelen in het aardigste mannenbastion van België.

Wat vinden jullie zo goed aan elkaar?

Günther: Nu ze erbij zitten, ga ik overdrijven hè. (lacht) Als ik me niet vergis, heb ik alle voorstellingen van Olympique gezien. Wat ik zo fijn vind aan hun voorstellingen is dat ze een enorme  energie  voortbrengen. Hun spelplezier, eigenzinnige fantasie en de manier waarop  ze omgaan met tekstmateriaal  spreken  mij enorm aan. Als je naar een  voorstelling van Olympique kijkt, merk je dat het één  grote camaraderie is en dat straalt af op scène.  Dat is iets waar ik zelf erg van hou. Niets leuker dan met vrienden  een  stuk maken, waar je samen achter  staat. Je ploetert en vecht soms wel om je mening en goesting erdoor te krijgen, maar eenmaal  je op de scène  staat, weet  je dat je aan hetzelfde touw trekt.

Geert: Ik herken  de dingen die Günther  zegt en denk ook zo over Lazarus. Ik apprecieer vooral hun grote durf bij het aanpakken  en hanteren van materiaal.

 

Kunnen jullie van elkaar iets leren?

Geert: Neen! (iedereen barst in lachen uit)

Günther: Natuurlijk wel! Hoewel wij in zeer veel overeenkomen, zullen we gaandeweg  ontdekken waarin we verschillen. Dat is het spannende van deze  samenwerking. Ik ben ervan overtuigd dat we van die verschillen iets kunnen opsteken.

 

EDUCATION PERMANENTE

Wat is de belangrijkste fase  in dat voorbereidingsproces?

Stijn: Er zijn twee  verschillende  periodes in zo’n proces.  Het maken en het spelen.  In die eerste periode leg je elkaars levens en elkaars blik op de wereld naast elkaar en komt er een  hoop materiaal op tafel. Het repeteren is fantastisch, maar het is werken.  Terwijl het spelen  doorgaans toch het grote cadeau blijkt. Je gaat met dezelfde mensen  en met hetzelfde materiaal nog eens twee  maanden  op pad en tegen  dan is dat bij ons doorgaans  een  grote speeltuin  geworden. (lacht) Het is misschien wat kinderlijk, maar dat is vaak echt speeltijd.

Geert: Vooral die eerste weken in een repetitieproces vind ik heel fijn. Alles ligt nog open en je kan de wildste ideeën bedenken, omdat je nog niet naar de kern moet gaan. Je wordt continu geprikkeld. Bij Olympique kennen  we elkaars boekenkast van buiten.  Na een  aantal jaar samen te werken,  weet  je met welk materiaal mensen aan komen draven.  Wel, die van Günther, Joris en Ryszard ken ik nog niet, dus dat zijn nieuwe impulsen. We kunnen elkaar alleen verrijken.

Joris: Die eerste weken noemen wij 'education permanente'. Die nieuwsgierigheid bevredigen door  samen stukken te lezen en films te zien, is een  heel fijn onderdeel van het proces.  Een constante bijscholing en herbronning.

Günther: Klopt. De zoektocht naar welk verhaal je samen wil vertellen,  is een  niet te onderschatten element. Je wordt gebeten door een  thema of gebeurtenis en maakt er samen een toneelstuk rond.  Dat stuk ontstaat  bij gratie van de optelsom  van alle fantasieën  die er aan tafel zitten. Wij willen allemaal iets vertellen.

Ryszard: Het verhaal is inderdaad belangrijk. Toen ik jong was, heb ik een  hele tijd niet gelezen tenzij het verplichte schoolliteratuur was. Ik was op die leeftijd teleurgesteld in twee  dingen: rock-’n- roll en literatuur. Beide pretendeerden dat verliefd zijn het grootste avontuur  is dat je als mens kan meemaken. Ik geloof dat niet. Ik heb mensen gekend die leefden voor de koers of verzamelaars die liever postzegels  spaarden dan met een  meisje naar de film te gaan. Iemand die een  passie heeft, moet geen passie voor een  ander  mens hebben.

Stijn: Ik denk dat ik Ryszard wel begrijp. Ik had een  gelijkaardige ontgoocheling  toen  ik Het lijden van de jonge Werther van Goethe las. Ik was achttien  en ik werd opstandig van dat boek.  Het grootse  avontuur,  de hartstochtelijke, onbeantwoorde liefde. Het leek mij zo’n verenging, zo’n een  geromantiseerd, flauw afkooksel. Die jonge Werther beweert dat het leven geen  zin heeft zonder  de liefde van zijn Lotte en hij verhangt zich aan een  boom omdat zijn ontembare liefde onbeantwoord blijft. Dat soort romantische  prietpraat is eigenlijk een  belediging voor het volle leven. En bij uitbreiding voor alle postzegelcollectioneurs en passionele  vlindervangers.

 

Gaan  jullie nog bij externen te rade  als de voorstelling  zo goed  als af is?

Geert: Absoluut. Als je een  hele tijd in zo’n proces  zit, is het fijn om een  nauw betrokken vriend of iemand met een  frisse blik die we vertrouwen uit te nodigen om zijn of haar mening te horen.  De feedback kan positief of negatief zijn en die nemen  we dan mee in de verdere uitwerking. Je hebt  dat wel nodig.

 

HUMOR ALS BRIL

Jullie staan  bekend om jullie goede timing. Hoe verklaren jullie dat die humor  zo organisch  lijkt?

Günther: Wat humor betreft, voelen  wij elkaar intuïtief aan. We hebben een  gelijkaardige fantasie. Humor is heel breed, hè. Waar andere mensen  om lachen, kunnen  wij misschien niet om lachen en omgekeerd. Het is moeilijk om onze soort humor te omschrijven, al is ze sowieso aan de zwarte kant.

Joris: De manier waarop  wij in het leven staan, wordt weerspiegeld in de stukken die we maken. Wij hebben vaak een  tragikomische visie op de dingen en vinden elkaar daarin terug. Dat vertaalt zich op een  onbewuste, organische  manier in hoe je teksten  leest en hoe  je die op scène brengt. We pakken dat mee zonder  daarbij stil te staan.

Günther: In het voorjaar speelde Olympique Van de Velde. Daar zat ook humor en lichtheid in, maar die namen de tragiek niet weg. Dat is iets waar we ons, denk ik, allemaal voor behoeden. Afhankelijk van welke voorstelling of thema we kiezen, zien we wel in welke mate die humor daarbij komt. Van de Velde kan je niet vergelijken met de Ionesco die ze een  paar jaar gelden hebben gemaakt. Dat is een  totaal anders  soort voorstelling. Ik hou ook erg van dat tragikomische. Dankzij Joris heb ik de geweldige reeks Breaking Bad leren kennen.  Die pitchline is heel triestig; het gaat namelijk over een  man die gaat sterven.  Maar de gevolgen van zijn beslissingen brengen hem in een  parket  dat supergeestig  is.

Stijn: Ik moet dan weer  niet per se lachen met die reeks. Die humor maakt net dat ik er ontroerd naar kan kijken. Dan ben ik eerder gefascineerd door  hetgeen ik zie, dan dat ik ermee  moet lachen. Aan de andere kant kan ik als een  klein kind gieren met van die videobloopers waarbij mensen  vallen of struikelen. Dat is op het gênante af hoor! Ik voel me ook heel betrapt als ik daarnaar  kijk en zo onbedaarlijk moet lachen.

Ryszard:  Ik heb lang genoeg  geleefd  om dat tragikomische gevoel te onderzoeken. Een goed voorbeeld is het  verhaal van Job. Ik ben er namelijk van overtuigd dat ze de laatste zin (red. dat Job zijn bezittingen  dubbel  terug krijgt) in die parabel  hebben toegevoegd om er een  happy end van te maken, maar dat de appendix  eigenlijk heel triest is en hij op die hoop  stront blijft zitten. De idee dat de wereld rot is en humor je enige verdediging is, vind ik wel interessant. Daarom vind ik Laurel en Hardy bijvoorbeeld erg grappig. Dat zijn slachtoffers  van malchance.

Geert: Soms ontdek  je in een  geschreven tekst humor die er al in zit en waar je sowieso voor valt. Maar bij een  stuk als Titus Andronicus moet je ineens zo’n gruwel tonen. Als je Titus in zijn gruwel laat zien, wordt dat niets, maar als je dat humoristisch brengt,  heb je toch de hele tijd het gevoel van die gruwel en dat werkt gewoon beter. Iedereen herkent  dat wel; het lacherige van bepaalde situaties op emotionele momenten zoals in de lach schieten  op een  begrafenis. Zulke dingen zoeken  we op.

 

Jullie zijn bijna allemaal vader.  Hoe beïnvloedt dat jullie werk?

Stijn: Vooral de uren zijn veranderd. Vroeger kwam je ergens  in de voormiddag binnen en dan liep dat uit tot ’s avonds laat. Nu is om half negen ’s ochtends al een  heel stuk van de dag geregeld. In principe kun je dus om negen  uur beginnen repeteren, maar afhankelijk van de organisatie op het thuisfront moet je wel om half vier weer  aan de schoolpoort staan.Nu ik kinderen  heb,  merk ik dat het echte werk zich thuis afspeelt.  Thuis zijn de verantwoordelijkheden veel groter. Vroeger ging je werken  en daar lag het belang. Ontspannen deed je buiten je werk. Nu is het bijna zo dat je op je werk komt ontspannen. Daar is de tijd volledig van jezelf. Alleen is ontspannen nu niet alleen meer voetballen  of vlinders vangen, maar ook theater maken.

Joris: Ontspannen is misschien niet het juiste woord.  Dat is niet letterlijk in de zetel gaan zitten en niets doen,  maar je bent  bezig met iets wat je graag doet.  Je hebt  de vrijheid om dingen te lezen en gesprekken  te voeren. Dat soort werk voelt niet als een  verplichting.

Stijn: Hmmmmm, ik ben heel ambitieus in het ontspannen. Met al mijn zintuigen en heel m’n brein.

Geert: Een paar weken voor de première  valt die ontspanning  wel weg, hè! Dan is het echt werken.

 

MAGNUM OPUS

Beide gezelschappen zijn geïntrigeerd door kunst. Als jullie beeldhouwers of schilders  zouden zijn, welk werk zouden jullie dan samen  maken?

Günther: Dat zou een  werk van Panamarenko zijn.

Geert: Of ‘Action Painting’ zoals bij Jackson Pollock. Goh, je zou iets heel uiteenlopends krijgen. Ik merk bij mijn drie andere kompanen van Olympique al hoe  uiteenlopend onze fijngevoeligheid bij kunst is.

Ryszard: Toen de Amerikaanse kunstenaar Robert Rauschenberg  jong was, zocht hij de Nederlandse kunstschilder Willem de Kooning op met de vraag of die een  tekening wilde maken die Rauschenberg  vervolgens zou kunnen  uitgummen. Het werk heette Erased de Kooning en heeft  veel invloed gehad op de wijze waarop  wij naar kunst kijken en op de conceptuele kunst, waarin het idee centraal  staat. Zo’n concept vind ik super. 
Je maakt een  destructie van het kunstwerk en toch kan je het schilderij zien. Zo kijk ik ook naar theaterstukken. Ik vind het een  fijn idee om niet in dienst te staan van schrijvers, maar ik wil een roman herwerken op mijn eigen manier. Het is boeiend om niet nederig  te zijn.

Günther: Ryszard is ook een  fan van Marcel Duchamp en ik zie daar wel een  parallel in. Duchamp neemt  een  object,  draait dat om en maakt daar iets van op zijn eigen manier. Die weerbarstigheid en dat rebelse  spreken  ons wel aan.

Ryszard: In de jaren zeventig gingen de mensen naar het bos, namen een  tak, smeerden wat lak op die tak en hingen die aan de muur of zetten die op de piano. Dat volgt het postmoderne denken  waarbij de artiest kiest wat hij mooi vindt en tot kunstwerk maakt en niet de school waartoe  hij behoort. Iemand die vandaag in een winkel op zoek gaat naar een  mooie lampenkap doet  precies  hetzelfde. Dat heeft  een  bepaalde logica, maar dat is geen kunst. De kopers vaneen  lampenkap  geloof ik niet. Duchamp geloof ik wel. Die is de concurrentie met God aangegaan en heeft  z’n eigen universum gemaakt. Als John Cage aan de piano zit zonder  te spelen  en die pauze  duurt zeven  minuten, geloof ik dat hij zou kunnen  spelen,  want het potentieel is daar. Maar als iemand die niet kan spelen  daar zit, geloof je dat niet.

 

Hebben jullie bepaalde rituelen?

Ryszard: De laatste weken is dat cognac drinken. (lacht)

Stijn: Lazarus speelt  dan ook de voorstelling Wat is drinken. Lijkt me dramaturgisch verantwoord. Een stuk dat  nog steeds op tafel  ligt is De zelfmoordenaar van Nikolaj Erdman.  Dat heeft wel een  heel  intrigerende premisse: voor  welk doel  zou je je leven  offeren? Daar hebben jullie ongetwijfeld al over  nagedacht. Vertel  eens…

Ryszard: Het leven is heilig. Dat is een  mirakel van de biologie. En dat mirakel moet je proberen door  te geven.  Je moet het leven doorgeven. Als we dat niet doen  en het zou verdwijnen, komt het misschien nooit meer tot stand. Daarom zeiden primitieve religies al: "Thou shalt not kill." Een nog interessantere vraag is voor hoeveel geld je iemand zou doden. Die twee  vragen zijn op een  of andere manier met elkaar verbonden. In het ene  verhaal komen de idealen  en in dat andere de bedragen.

Stijn: Ik vrees dat er bij mij niet meer is dan het leven zelf eigenlijk.

Günther: Voor mijn kinderen  denk ik. … (lange pauze)… En voor Olympique ook wel! (iedereen lacht)

 

Interview door  Barbara Dzikanowice

 

 

 

 

Ook interessante producties: