Liquid connections, hard frictions

Liquid connections, hard frictions

Pieter T’Jonck in gesprek met Sophia Rodriguez en Sofie Durnez over FRICTION

De naam Sophia Rodriguez doet misschien niet meteen een belletje rinkelen. Toch was ze een van de onvergetelijke figuren in A Revue (2020) van Benjamin Abel Meirhaeghe: ze creëerde bij het Madrigaal de naakte natuurkracht met de meterslange okselharen die als een reïncarnatie van Carolee Schneemann juwelen uit haar vagina opduikelde. Ze bracht, ook in 2020, op het Bâtard Festival in Brussel de solo Ostentation. Last, but not least, was ze artistiek leider van Volksroom Brussel, een artist run space. Zo ondersteunde ze mee het spraakmakende Ne mosquito pas project, waarin kunstenaars aan de slag gaan met hun mislukkingen. Sinds 2021 werkte ze met scenografe en kostuumontwerpster Sofie Durnez gestaag aan FRICTION, een stuk over wrijving tussen mensen, letterlijk en figuurlijk.

PTJ: Sophia, je komt uit Caracas, Venezuela, en je had er daar én in Cuba al een hele carrière op zitten vooraleer je in Brussel belandde. Hoe kwam je hier eigenlijk terecht?

SR: Ik slaagde al op mijn vijftiende voor een toegangsexamen op een theaterschool. Pas achteraf ontdekten ze dat ik er te jong voor was, maar vermits ik slaagde voor de toelatingsproef konden ze me niet weigeren. Dat was wel voor niemand eenvoudig, zo’n puber tussen volwassenen. Nadien volgde ik een dansopleiding en een circusopleiding in Cuba. Uiteindelijk studeerde ik in 2008 af in Caracas. Ik had echter nog steeds het gevoel dat ik mijn eigen weg nog niet gevonden had. Ik trok toen naar de Dimitri School, een van de vier theateropleidingen in Zwitserland, die de klemtoon legt op fysiek theater. Daar ontmoette ik veel mensen die me sterk tekenden. Om te beginnen mijn echtgenoot, Micha Goldberg. Maar ook Ivo Dimchev en Kate McIntosh gaven er les. Door wat ze mij vertelden over de dans- en theaterwereld in België kwam ik hierheen, want Zwitserland was me net een beetje te clean. In 2013 nam ik het gebouw van Volksroom Brussel over van Ivo Dimchev. 

PTJ: Kreeg je hier gemakkelijk voet aan de grond? 

SR: Helemaal niet. Ik kon in 2015 met de steun van CAMPO The garden laboratorium maken, maar die samenwerking viel daarna stil. Ik concentreerde me dan enkele jaren op Volksroom maar ik gaf ook les in zowat elke circusopleiding, ik speelde onder meer mee in een werk van Koen Augustijnen (de voorstelling (B) of het Boxing Dance Project, nvdr.) en in A Revue van Benjamin Abel Meirhaeghe. Ondertussen maakte ik ook een hele reeks solo’s waaronder Shake the Milk en My Nature, en duetten – met Micha Goldberg en met anderen – in Volksroom en in TicTac Art Center. In 2020 steunde Impulstanz in Wenen me bij de creatie van Ostentation. Ondertussen kreeg ik ook twee kinderen. 

PTJ: Waar staat het woord friction in de titel van dit stuk voor? 

SR: Ik zocht naar een kernachtige titel. Eén woord, net als in Ostentation. Het begon met het gevoel dat we uit elkaar aan het drijven zijn. De wereld wordt steeds meer ingericht op maat van het geïsoleerde individu, dat zich verschuilt in zijn aseptische cocon. Er is geen gemeenschap meer, geen contact. Je kan elkaar zelfs bijna niet meer aanraken. Het is een samenlevingsvorm op maat van het kapitalistisch systeem. In 2021 kwam daar de coronacrisis bovenop. Toen was het zelfs bij wet verboden om in elkaars buurt te komen. Maar waar blijf je dan met duistere gedachten en smerige gevoelens? Daarmee wil ik werken. Je hebt wrijving nodig tussen mensen om een gemeenschap te bouwen. Die wrijving kan pijnlijk zijn, maar wekt ook warmte op. Het brengt mensen dichter bij elkaar. Het maakt ze samen sterker. 

PTJ: Was er een persoonlijke aanleiding om dat thema aan te pakken? 

SR: Ik kom uit een land waar geweld alomtegenwoordig is. In Caracas had ik vijf opeenvolgende voordeuren, en die gingen altijd allemaal op slot. In Zwitserland merkte ik echter dat niemand ooit zijn deur op slot deed. Dat was een openbaring voor mij. Maar in 2016 kwamen de aanslagen op metrostation Maalbeek en de luchthaven in Zaventem. Die plotse uitbarsting van geweld op een plaats waar je dat niet verwacht, wekte traumatische, verdrongen ervaringen weer tot leven. Daardoor raakte ik steeds meer geïnteresseerd in trauma en heling, en zag ik ook steeds meer het verband tussen wrijving tussen mensen en traumaverwerking. De vorm die het stuk aanneemt is daarom gebaseerd op het geloof dat het toneel een ruimte kan zijn van transformatie of healing. Het resultaat is, denk ik, een soort soap opera en hypertherapie in één, die zich afspeelt op iets wat het midden houdt tussen een filmset en een speelplein.

PTJ: In Ostentation maak je nadrukkelijk gebruik van zeer fantasierijke kostuums, zoals een pak in roze latex dat je helemaal opvult met spullen tot je er als een bizar soort superwoman uitziet. Deed je daarvoor ook al beroep op Sofie? 

SR: Nee, die kostuums heb ik zelf bedacht en gemaakt. Ik had dat nodig om mijn eigen universum op te bouwen. Het is maar door dingen te maken dat ik ga begrijpen wat ik doe. FRICTION is echter geen solo, maar een groot stuk, met vijf performers en een muzikant. En met Sofie, die niet alleen de kostuums ontwerpt maar ook aan de slag gaat met de video’s die ik maakte met Martina Calvo. Ik had iemand als zij nodig naast mij. 

PTJ: Sofie, hoe zou jij jezelf situeren? Wat trok jou aan in dit project?

SD: Ik kom niet uit een ver buitenland, maar gewoon uit Westouter, Heuvelland. Ik studeerde mode aan het KASK in Gent, maar toen ik afstudeerde in 2003 vroeg Miet Warlop me meteen als kostuumontwerper. Zo rolde ik de theaterwereld in. Mijn praktijk ontwikkelde zich door intensieve contacten met artiesten zoals Superamas, Eleanor Bauer, Lara Barsacq etc. Ik woon ondertussen al lang in Brussel, om de hoek bij Sophia trouwens. We komen elkaar dus sowieso vaak tegen, en hadden al lang zin om samen iets te doen. Meg Stuart, met wie ik eerder samenwerkte, porde ons daartoe aan. Ze is hier ook onze outside eye.

PTJ: FRICTION heeft een ongewone cast. Robert Steijn is 65 en werkt internationaal als choreograaf-dramaturg. De anderen zijn nog vrij jong. Anna Franziska Jäger en Simon Van Schuylenbergh maakten al naam als acteurs, maar Vincent Focquet staat hier voor het eerst op de planken. Martina Calvo is een circusartieste die mee de video’s creëerde. En dan is er nog Gäsper Piano als muzikant. Hoe kwam die line-up tot stand? 

SR: Mijn perspectief op voorstellingen is vooral dat van een danser, maar hier is er ook heel wat tekst en ik wilde ‘echte’ acteurs als Anna Franziska en Simon. Die kende ik als medeoprichters van Ne mosquito pas. Robert kwam erbij omdat hij zelf al lang werkt rond healing en sjamanisme. Hij werd als vanzelf onze dramaturg. Vincent Focquet ken ik al sinds een theaterworkshop voor jongeren. Hij is me sindsdien altijd blijven volgen en steunen in heel diverse rollen. Ook Martina Calvo gaf ik les. En Sofie, dat weet je al. De cast ontstond dus organisch, vanuit de nood van het project zoals dat in de afgelopen twee jaar vorm kreeg. Maar die rollen zijn niet zo strikt afgebakend. Het is een liquid connection. Iedereen schreef bijvoorbeeld mee aan de tekst. 

Ook interessante producties: