Olympique Dramatique zet nog steeds de toneelspeler centraal

Olympique Dramatique zet nog steeds de toneelspeler centraal

“De daad van het toneelspelen zelf is politiek”

Met zeventien jaar op de teller, en minstens vijf extra jaren in het vooruitzicht, zijn de twee heren van Olympique Dramatique ontegensprekelijk ‘vaste waarden’ binnen Toneelhuis.

Ook al kleurt de baard van Stijn Van Opstal aanmerkelijk grijzer dan in 2006, Van Opstal en kompaan Tom Dewispelaere zijn nog steeds wat ze waren: toneelspelers pur sang.

De liaison tussen Olympique Dramatique en Toneelhuis blijft ook de komende jaren duren. Wat is het geheim van jullie relatie? 

Tom Dewispelaere: “Ik denk dat wij gewoon goed bij elkaar passen. (lacht) Ik ben hier trouwens langer dan 2006, ik werd enkele jaren ervoor door regisseur Luk Perceval gevraagd voor het ensemble. Mijn hart lag hier dus al, maar toen Guy Cassiers in 2006 aantrad, vroeg hij het hele collectief (waar toen ook Ben Segers en Geert Van Rampelberg bijhoorden, ec) om bij Toneelhuis te komen. Dat klopte: Olympique Dramatique vertelt graag grote verhalen met een liefst zo groot mogelijke groep acteurs, en voor zoveel mogelijk mensen. Dat Toneelhuis een stadstheater is, en zich dus tot de hele stad richt, ligt helemaal in de lijn van wat wij voor ogen hebben.”

Voor veel van jullie collega’s speelt ook de omvang van het toneelapparaat: de aanwezigheid van een decoratelier, de mogelijkheid tot grote decors. Maar heeft een toneelspelerscollectief meer nodig dan zijn toneelspelers?

Van Opstal: “Neen, al merk ik terugkijkend wel dat we in scenografie en in denken naar deze ‘grote’ plek zijn toegegroeid. Toen wij hier werden uitgenodigd was dat niet omdat ons werk per se op maat van de grote bühne was. Maar door hier te beginnen werken, is ons denken in de ruimte vanzelf groter geworden. In een inspirerende TED-talk legt componist David Byrne heel helder uit hoe in de loop van de geschiedenis muziek telkens de vorm aanneemt van de ruimtes waarin ze gecomponeerd wordt. Dat geldt voor toneelwerk ook.”

Bij het ontstaan van Olympique Dramatique stond de toneelspeler centraal. Is er aan dat uitgangspunt iets veranderd? 

Dewispelaere: “Neen. In het opvoeren van de spelende mens zit wat mij betreft nog steeds het meest krachtige en ontroerende gebaar dat je met theater kunt maken.”

Van Opstal: “De onderwerpen waarrond en waarmee we spelen zijn natuurlijk veranderd, omdat wij als mens zijn veranderd. Maar onze liefde voor de toneelspeler is alleen maar groter geworden.

Er lijkt inderdaad wel een rode draad te blijven lopen door het soort verhalen dat jullie vertellen. Hoe zou je die onderstroom definiëren?

Van Opstal: “Vaak gaat het bij Olympique over de zoekende, knoeiende mens, en over de grijze zones die in het binnenste van elke mens huizen. Over de foutenmarges en de blinde vlekken. Dat soort verhalen komt vaak boven drijven. Over de afstand tussen wie we willen zijn en wie we maar blijken te zijn.”

Hoe kiezen jullie de teksten die jullie spelen?

Dewispelaere: “Er zijn verschillende mogelijkheden. Soms is er simpelweg een menselijk verlangen, zoals met Onvoltooid verleden - ik wilde dolgraag ooit met Jan Decleir die roman van Hugo Claus bewerken. Ook in het geval van Angels in America speelden er persoonlijke motieven. Daarnaast hadden we al heel lang de ambitie om eens Wachten op Godot te spelen - om één keer in ons leven die berg te beklimmen, dat gevecht met die tekst te leveren. In de loop der jaren was het stuk al drie, vier keer op tafel gekomen, en altijd weer hadden we het afgeserveerd - tot het twee jaar geleden plots goed zat.”

Van Opstal: Het feit dat het plots toch juist aanvoelt om Godot te spelen, zegt ook iets over de inhoudelijke urgentie van dat stuk. De tijden veranderen, je verandert zelf, en opeens valt alles op zijn plaats - plots is Wachten op Godot urgent, noodzakelijk, aan de orde. Het juiste stuk op het juiste ogenblik, in de tijd én in je eigen leven.”

Dewispelaere: “Godot gaat over wachten, over de tijd die verstrijkt en hoe je die tijd doorbrengt in een wereld die lijkt af te lopen. Bovendien gaat het over de zoektocht naar vriendschap en verbondenheid in zo’n crisis. Voor mij is dat heel erg het verhaal van vandaag.”

In jullie werk hoeft er geen tegenspraak te zijn tussen ‘van nu’ zijn - met beide voeten in de samenleving staan - en de keuze voor klassiek repertoire. 

Dewispelaere: “Absoluut niet. Het ‘van nu zijn’ zit in de toneelspeler zelf, in zijn lichaam, niet in zijn onderwerp. Daarom is het voor ons op dit moment ook zo verfrissend om samen te werken met jonge spelers, zoals we gaan doen in onze volgende productie: Vijand van het volk van Ibsen. Ik ben de tekst nu aan het bewerken met Joeri Happel en Lucie Plasschaert. Jonge acteurs in wie ik absoluut veel van Olympique zelf herken - de liefde voor het spelen, de focus op de acteur - maar die toch vanzelf de voortrekkers zijn van een nieuwe tijd. Van hen kunnen wij ongelooflijk veel leren - waarmee ik niet wil zeggen dat we dat van een oudere generatie acteurs niet kunnen, uiteraard.”

Van Opstal: “De daad van het toneelspelen zelf is eigenlijk altijd ‘van nu’ - politiek, als je dat zo wil noemen. Iemand komt op een podium staan, eigent zich dat podium toe, neemt de vrijheid om iets te vertellen dat hem beroert. De afgelopen jaren leek het belang van die daad misschien wat in de schaduw te staan van theater waarin vorm of scenografie belangrijker zijn - en dat is ook allemaal prima, maar nu zie ik dat spelen helemaal terugkomen.”  

Hoe gaan jullie aan de slag met Ibsens Vijand van het volk? De milieuproblematiek die in het stuk ligt vervat eist meestal nogal wat aandacht op. 

Van Opstal: “Zeker. Die milieuproblematiek van honderd jaar geleden is pijnlijk herkenbaar. Maar dat is toch vooral gewoon het kader. In essentie gaat het over een eenling of  andersdenker die alleen komt te staan met zijn of haar waarheid en over welke prijs die al dan niet bereid is te betalen voor die waarheid. Dadendrang, moed, overmoed, macht van de massa, dat soort thema’s. Maar inderdaad ja, er dient zich weer zo’n bodemverontreinigingsschandaal aan. Ook daarin zet de mens blijkbaar geen al te grote stappen voorwaarts. 

Dewispelaere: “Het is gewoon ook waanzinnig goed spelersmateriaal, met schitterende dialogen en bijzondere personages.”

Van Opstal: “Vijand van het volk is al een paar keer opgevoerd op breekpunten in de geschiedenis. Zo was er bijvoorbeeld de bewerking van Nora Amin die tijdens de Arabische revolutie in Egypte clandestien doorgespeeld bleef worden. Het stuk laat zich in verschillende politieke contexten telkens weer anders lezen. En dat is toch wel bijzonder voor een komedie. Of toch voor een stuk dat wij uitermate geestig vinden. 

Dewispelaere: “We ontdekten dat die Ibsen ook geweldig geestig kan zijn. En ik denk ook dat onze voorstelling geestig gaat zijn. Tot op zekere hoogte, natuurlijk.” (lacht)

 

interview door Evelyne Coussens

Ook interessante producties: