Beste liefhebber van Toneelhuis,
Beste lezer,
De Chinese keizer vroeg aan Chuang-tzu om een krab te tekenen. Chuang-tzu zei dat hij daarvoor vijf jaar nodig had, én een landhuis én twaalf dienaars. De keizer gaf hem wat hij vroeg. Vijf jaar later was Chuang-tzu nog steeds niet aan de tekening begonnen. “Ik heb nog vijf jaar nodig”, zei Chuang-tzu tegen de keizer. De keizer gaf ze hem. Na tien jaar nam Chuang-tzu een penseel in de hand en in één beweging tekende hij een krab, de meest perfecte krab die men ooit had gezien.
Met dit verhaal eindigt Italo Calvino zijn tweede memo. Calvino heeft het daarin vooral over het belang van ritme. Voor het vertellen van een verhaal bijvoorbeeld. Of voor het vertellen van een grap. Wat is er gênanter dan een slecht vertelde grap? Vandaar dat Calvino houdt van dit korte verhaaltje over de keizer. Het wordt met de grootste economie verteld. Er staat geen onnodig detail. Het is tot de essentie uitgezuiverd. Eén beweging. Eén streek. Het perfecte verhaaltje.
Maar niet alleen het verhaal zelf heeft het juiste ritme. Het vertelt ook over het juiste ritme. Het is een fabel over tijd, over geduld, over concentratie, over het wachten. Het is een fabel over de kunstenaar die wacht op het juiste moment en dan toeslaat. Het is een verhaal over groei die niet altijd onmiddellijk zichtbaar is. Wie weet hoeveel duizenden krabben Chuang-tzu in zijn atelier getekend heeft en daarna in wanhoop verscheurd en weggeworpen om tot die ene perfecte krab te komen?
Daarnaast gaat het verhaal ook over de overheid en hoe de overheid staat tegenover de kunstenaar. Deze Chinese keizer is wijs. Hij heeft geduld en geeft aan de kunstenaar de materiële mogelijkheden om in rust te kunnen werken. Wat de keizer terugkrijgt is veel meer dan hij vroeg. Hij vroeg aan Chuang-tzu om ‘een krab’ te tekenen. Wat hij krijgt, is veel meer: de meest perfecte krab die iemand ooit zag. Dat is de generositeit van kunst.
De voorbije maanden zijn we geconfronteerd met een ongewone ervaring van tijd en snelheid. Zo ongewoon dat we niet wisten hoe ermee om te gaan. De cadans van ons leven en ons werk werd grondig dooreengeschud. We wilden liefst het oude ritme behouden of zo snel mogelijk terugvinden. Ook de theatersector heeft zich snel gemobiliseerd om alternatieve vormen van presentatie en communicatie te vinden. Maar theater is een traag medium. Het leent zich niet goed tot snelle acties.
Toneelhuis heeft van die traagheid gebruik gemaakt om het volgende seizoen grondig voor te bereiden. Op de nieuwe uitdagingen en bijzondere omstandigheden waarmee het theater geconfronteerd wordt, willen we op een artistieke manier reageren. Daarvoor nemen we tijd. We moeten een nieuw ritme vinden.
Er wordt verteld dat de klokkenmakers aan het einde van de zeventiende eeuw besloten om regelmatig bij elkaar te komen om het tempo van de tikken van de klokken op elkaar af te stemmen en langzaam op te voeren. Om het tempo zo aan te passen aan het tempo van de moderne tijd. Wie het langzame, bedaarde tikken van oude klokken met het nerveuze tikken van moderne klokken vergelijkt, heeft de indruk dat een seconde korter is geworden. Alsof het zenuwachtig getik de energie in onze samenleving steeds verder opdrijft! Steeds meer en sneller produceren. Steeds meer en sneller consumeren.
De digitale tijdsaanduidingen op onze computers en onze smartphones geven alleen maar het exacte moment aan. Ze laten alleen maar een cijfer zien. We zien hoe laat het is, maar niet hoe laat het niet is. We zien met andere woorden niet meer op welk moment van de dag we zijn, waar we ons precies in de dag bevinden, welke uren al voorbij zijn en welke nog gaan komen. De wijzerplaat van de analoge horloges met zijn langzaam bewegende wijzers toont aan op welke plek van de dag we ons bevinden. Ze toont onze plek op de tijdcirkel. Met onze digitale tijdsaanduidingen worden we gedwongen om in de loutere opeenvolging van losse momenten te leven. Daardoor zijn we de echte cadans van de tijd kwijtgeraakt. We zijn het ritme waar Calvino het over had kwijtgeraakt en daarom kunnen we ons verhaal niet meer vertellen.
Wat Chuang-tzu tot een groot kunstenaar maakt, is zijn besef dat zijn innerlijk ritme - het ritme van zijn kunst - niet hetzelfde is als het louter verstrijken van de uren en dagen. Op de vraag wat een ‘normaal mens’ is, antwoordde neuroloog Oliver Sacks dat dat een mens is die in staat is zijn verhaal te vertellen. En dat wil zeggen dat hij zich in de tijd plaatst, dat hij weet waar hij vandaan komt, een verleden heeft, en dat hij zich in de toekomst kan projecteren.
Toneelhuis heeft in zijn artistieke werking steeds de nadruk gelegd op het begeleiden van theatermakers in lange trajecten. Je kan dat een vorm van artistieke duurzaamheid noemen. De theatermakers krijgen de kans om hun innerlijk ritme te ontdekken, om ieder op hun eigen tempo hun verhaal over de jaren heen te vertellen, om een verleden op te bouwen en om een toekomst te verbeelden. In de voorbije vijftien jaar heeft Toneelhuis verschillende theatermakers begeleid. Een aantal onder hen hebben eigen structuren opgericht, maar velen zijn gebleven. Een gezelschap als Olympique Dramatique is al meer dan twintig jaar aan Toneelhuis verbonden en heeft zich in die tijd diep in Antwerpen kunnen verankeren. De artistieke ritmes van de verschillende theatermakers vertellen samen het verhaal van Toneelhuis.
Net voor het begin van eenentwintigste eeuw schreef de Franse scenarist Jean-Claude Carrière: “Wij gaan als blinden de volgende eeuw in, geleid door het beetje verstand en wijsheid dat we nog bezitten. En steunend op elektronische krukken, waarvan we acuut voelen hoe kwetsbaar ze zijn.” Hoe kwetsbaar we zijn - niet alleen fysiek, maar ook economisch en maatschappelijk - heeft de coronacrisis eens te meer duidelijk gemaakt, overgeleverd als we zijn aan de tik-tak van productie en consumptie.
Als we iets intens meemaken, dan zeggen we vaak dat het was alsof de tijd stilstond. Wie weet precies hoe lang het lezen van een goed boek duurt? Of het kijken naar een theatervoorstelling? Die cijfers zeggen niets over de intensiteit waarmee we de tijd tijdens het lezen of in het theater hebben ervaren. Een intense ervaring doorbreekt de gewone chronologie en confronteert ons met een andere tijd: een tijd van de verwondering, de verbazing, de verstilling, de verinnerlijking. In die ervaring worden we geconfronteerd met een gemis, maar ook met de mogelijkheid om met dat gemis om te gaan. Volgens de Russische regisseur Tarkovsky is dat de reden waarom mensen naar de cinema gaan: “De toeschouwer gaat naar de bioscoop om in de leemtes van zijn persoonlijke ervaring te voorzien. Hij probeert het geestelijk vacuüm op te vullen dat door zijn rusteloosheid, zijn contactarmoede en gebrek aan geestelijke ontwikkeling is ontstaan. Hij is op zoek naar de verloren tijd.”
De verloren tijd, de verstilde tijd, de tijd van verwondering, de verinnerlijkte tijd: misschien zijn het allemaal synoniemen. En misschien zijn het ook allemaal omschrijvingen van wat theater wil. De voorstellingen van Bosse Provoost bijvoorbeeld lijken de tijd stil te leggen in enigmatische beelden. En op hun manier zijn ook de voorstellingen van Mokhallad Rasem meditaties op de tijd: de tijd van afscheid, van migratie, van ontheemding en van het bouwen van een nieuw huis.
Het zijn voorstellingen waarnaar ik kijk zoals de Chinese keizer naar de krab van Chuang-tzu. In verwondering. Verstild. Even buiten de tiktak van de economische tijd. Buiten de niet aflatende stroom van data. Een moment van schoonheid. Zonder iets te moeten beslissen. Zonder een mening te moeten hebben. Zonder ergens voor of tegen te moeten zijn.
Guy Cassiers, 30 juni 2020