Wals in combat boots 

Wals in combat boots 

Gorges Ocloos muzikale verbeelding in The Golden Stool, or The Story of Nana Yaa Asantewaa

Muziekdramaturg Katherina Lindekens geeft toelichting bij repertoirekeuze, het belang van percussie en de extreme makeover door Ocloo.

Uit de stilte cirkelt een vrouwenstem op. Haar melodie klinkt als een mantra. De zangeres knielt, ijzig kalm – of is dat schijn? ‘Zij, voorspelde koningin, bezwijkt straks levenloos’, orakelt ze, omringd door een koor van negen andere vrouwen. Het tafereel heeft iets weg van een duistere eredienst en is een cruciale scène uit The Golden Stool, or the story of Nana Yaa Asantewaa. Sopraan Nobulumko Mngxekeza-Nziramasanga incarneert de zestigjarige Asantekrijgster uit de titel, die net een moedig besluit nam. Ze zal een vrouwenleger aanvoeren in de strijd tegen de Britten. Dat de kolonisator aan de haal zou gaan met de ‘Golden Stool’, hét symbool van de Asante-ziel? Over haar lijk. 

Voor dit sleutelmoment uit de voorstelling bewerkte regisseur en componist Gorges Ocloo een van de beroemdste aria’s uit het operarepertoire: ‘La luce langue’ uit Giuseppe Verdi’s Macbeth. In het origineel beseft Lady Macbeth dat zij en haar man een cyclus van geweld hebben ontketend. In de bewerking realiseert Nana Yaa Asantewaa zich welke tol haar radicaliteit zal eisen. Ocloo beende Verdi’s aria uit tot alleen de melodie overbleef. Die laat hij eerst in het ijle zweven, als een spreekgezang. Vervolgens bekleedt hij dat bevreemdende recitatief met enkele welgemikte koorreplieken, om uiteindelijk een bataljon aan beats te laten oprukken. Boven dat percussieve geweld voltrekt zich een bezwerende dialoog tussen Mngxekeza-Nziramasanga en Nonkululeko Nkwinti, de mezzosopraan die in de voorstelling de oppositie tegen Yaa Asantewaa belichaamt.   

Twee klassiek geschoolde zangeressen en een achtkoppig koor van danseressen en performers: ziedaar de cast van deze fascinerende productie. Zelf noemt Ocloo het een AfrOpera, en de zonet beschreven scène verklapt veel over zijn missie en methode. 'Je zou kunnen zeggen dat ik een muzikale confrontatie tussen Europa en Afrika ensceneer', aldus de regisseur. Dat doet hij door iconische composities uit de westerse muziekgeschiedenis te deconstrueren en te injecteren met Afrikaanse invloeden. 'Ik speel een spel met de toe-eigening van culturele symbolen, zoals de Engelsen deden met de Golden Stool. Maar ik steel de muziek niet – ik leen ze alleen even (lacht).'

Greatest hits

Voor de repertoirekeuze gold één, welja, gouden regel: de muziek moest eenzelfde symboolwaarde hebben als de Golden Stool zelf. De tracklist van deze voorstelling zou dan ook kunnen bijklussen op een album met klassieke hits. Ludwig van Beethovens Ode an die Freude, Antonio Vivaldi’s Vier Seizoenen, Georges Bizets Carmen, Georg Friedrich Händels Lascia ch’io pianga en An der schönen blauen Donau van Johann Strauss Jr.: het zijn slechts enkele van de evergreens die Ocloo in de mix gooide. Precies het iconische statuut van deze werken maakte ze zo geschikt voor zijn project. De finale selectie maakte hij op buikgevoel. Alle composities die de shortlist haalden, bewondert hij ‘omdat ze een kracht uitstralen die je instant bij je nekvel grijpt.’ 

Hoewel het programma dus intuïtief ontstond, vertoont het enkele betekenisvolle toevalligheden. Zo schemert de context van het kolonialisme in meerdere titels door. Händels opera Rinaldo speelt zich af tegen het decor van de kruistochten. En Léo Delibes’ Lakmé is een Franse fantasie van het door Engeland gekoloniseerde India. Andere werken illustreren hoe muziek en politiek met elkaar verknoopt kunnen raken. Dmitri Sjostakovitsj, bijvoorbeeld, wiens Waltz No. 2 door Ocloo onder handen wordt genomen, laveerde zijn hele loopbaan lang over het gladde ijs van het Sovjet-regime. En voor de hedendaagse reputatie van Carl Orff was het geen meevaller dat de Nazi’s zijn Carmina Burana gretig omarmden na de première in 1937. 

Ocloos muzikale bloemlezing bewijst ook hoe mobiel muziek is als cultureel vehikel. Neem nu de ‘Habanera’. Vanuit Cuba verspreidde die 19e-eeuwse dansvorm zich als een lopend vuurtje over de Spaanse kolonies, om vervolgens de oceaan over te steken en op te duiken in de Franse opera Carmen… die zich afspeelt in Sevilla. Beethovens Ode an die Freude – die in 1972 werd uitgeroepen tot Europese hymne – maakte een even opmerkelijke reis. Tijdens de Eerste Wereldoorlog lieten Duitse krijgsgevangenen in Japan het werk aan hun bewakers horen. Via die weg belandde het op de pupiter van Japanse orkesten. Na de Tweede Wereldoorlog werd de compositie ingezet als publiekstrekker om fondsen te werven voor de heropbouw. En zo komt het dat het slotdeel van Beethovens negende symfonie nog steeds vaste prik is op Japanse nieuwjaarsconcerten.

Metamorfose

Al die muzikale mijlpalen krijgen in The Golden Stool een extreme makeover. Alleen al qua tekst valt er veel te herontdekken. Ocloo schreef zelf een libretto waarin het verhaal van Nana Yaa Asantewaa en haar hedendaagse erfenis wordt verteld, bediscussieerd en becommentarieerd. Voor ‘La luce langue’ hertaalde hij de originele lyrics in het Engels, maar de meeste andere werken ondergingen een verregaandere tekstuele transformatie. Ook hier is Beethovens Ode een saillant voorbeeld. Bezong Friedrich Schillers gedicht een verenigde mensheid, dan herdoopt Ocloo het tot een strijdlustig vrouwenanthem: van ‘Alle Menschen werden Brüder’ tot ‘O mi mothas and mi sistas / mi wan tel ya dem truth now’. 

Ook op compositorisch vlak legt de regisseur verfrissend weinig scrupules aan de dag. Hij dook diep in de dubbele helix van zijn tracklist en hertekende het DNA van elk werk. Muziek voor viool, piano en zelfs orkest herschrijft hij zonder verpinken voor de stem. In sommige gevallen, zoals de prelude van Carmen, levert dat sportieve scenario’s op voor de zangeressen, die gelukkig van geen kleintje vervaard zijn. Ook voor harmonisch experiment draait Ocloo zijn hand niet om. Zo herschreef hij het vermaarde bloemenduet uit Lakmé in een pentatonische toonladder, alsof hij het oriëntalisme van deze opera met een knipoog doortrekt tot in China. De onverwoestbare melodie klinkt nu als een bevreemdende herinnering. 

Over melodie gesproken: daarmee springt de componist op de meest diverse manieren om. Nu eens worden thema’s gestript tot er alleen flarden van overblijven. Dan weer gaat juist alle begeleiding overboord. In Chopins Marche funèbre, bijvoorbeeld, valt het onheilspellende klokmotief uit de linkerhand weg, zodat het hoofdthema in het ijle zweeft. Dat geeft alle vrijheid aan Nonkululeko Nkwinti om er haar zin mee te doen, tot het koor invalt met mystiek aandoende clusterakkoorden. Het omgekeerde gebeurt in het ‘Largo’ uit Vivaldi’s Winter. Daar zoomt Ocloo juist in op het begeleidingspatroon, dat hij ritmisch laat swingen.  

Ritme: het is dé muzikale parameter die zegeviert in The Golden Stool, zelfs op de meest onverwachte momenten. Geef Gorges Ocloo een tergend langzaam lied als ‘Lascia ch’io pianga’, en hij hoort er beats in. ‘Let’s take it to church,’ bedacht hij over Händels aria, ‘maar dan wel naar de pinksterkerk (lacht)’. Uit de zo al behoorlijk wervelende prelude van Carmen tovert hij dan weer een Afrikaanse groove tevoorschijn die je nooit eerder hoorde, maar die er altijd lijkt te zijn geweest. Op zijn meest virtuoos is Ocloo wanneer hij een loopje neemt met het muzikale metrum van een werk. The Golden Stool bevat opvallend veel muziek in de maat van drie, maar de regisseur-percussionist legt daar in een handomdraai een binaire laag bovenop. Wie Sjostakovitsj’ Waltz No. 2 in driekwartsmaat verwacht, is eraan voor de moeite: de herwerkte versie heeft meer weg van een soldatenmars of voetbalhymne. Dit soort ritmische magie maakt het haast onmogelijk om stil te blijven zitten tijdens deze voorstelling. 

Na dit alles zal het niet verbazen dat percussie centraal staat in The Golden Stool. ‘De Afrikaanse “klassieke” muziek dríjft op percussie’, vertelt Ocloo, die daar veel meer in hoort dan louter ritme. ‘De ntumpan, bijvoorbeeld, worden ook wel “talking drums” genoemd: dankzij hun verfijnde dynamiek kun je er hele verhalen mee vertellen.’ Met honderden van dat soort trommels omsingelden Nana Yaa Asantewaa en haar krijgsters hun vijand. Door met een stok over het membraan te krassen, simuleerden de vrouwen het geluid van leeuwen. ‘Dat soort beelden fascineert me mateloos’, zegt Ocloo. Misschien verklaart het waarom zelfs onder zijn vocaal meanderende Donau alleen percussie stroomt. 

Ntumpan-trommels behoren niet tot het instrumentarium van The Golden Stool. Wat wél aan het resoneren gaat, is de houten vloer, waarin een zestal microfoons is ingebouwd. Daarnaast bedienen de performers zich van instrumenten als de shekere en andere shakers, de agogo (bestaand uit twee koebellen verbonden door een metalen staaf, red.) en boomwhackers (gestemde plastic buizen, red.). Maar het pièce de résistance is een fascinerende constructie die op het achtertoneel leeft. Het is een antropomorf, gebricoleerd drumstel, bediend door hamertjes die een MIDI-partituur tot klinken brengen. Het object oefent een mysterieuze aantrekkingskracht uit. Ocloo beschrijft het als een voodoo-altaar dat de hartslag vormt van de gemeenschap op de scène. 

Productief ongemak

De maker van The Golden Stool schotelt zijn publiek geen hapklare luisterervaring voor. Nu en dan roepen de gedeconstrueerde composities een vertigineuze uitgestrektheid op. Alsof iemand de tijd heeft stilgezet voor een nu eens betoverend, dan weer beklemmend ritueel. Ook de prosodie van de liedteksten wringt bij momenten haast wellustig met het élan van de originele composities – alsof de personages uit het verhaal zich verzetten tegen een hun opgelegde taal. Dit alles is natuurlijk geen toeval. Ocloo daagt luisterreflexen uit, speelt met verwachtingen, en maakt het centrale thema van de voorstelling zo ook muzikaal, zelfs fysiek voelbaar. In die zin toont The Golden Stool hoe betekenisvol de herinterpretatie van repertoire kan zijn. 

Tot slot nog dit. The Golden Stool telt enkele muzikale buitenbeentjes. Naast het Zuid-Afrikaanse wiegenlied Holili, beroemd in een jazzy versie door Miriam Makeba & The Skylarks, klinkt een eigen compositie van Gorges Ocloo, die boekdelen spreekt over zijn relatie met muziek. Tijdens zijn studie aan het RITCS moest hij ooit een stuk van David Mamet regisseren. Zijn visie op de enscenering kreeg hij pas écht uitgelegd toen hij ze in een zelfgeschreven song goot. ‘Ik kan me nog steeds het best uitdrukken door muziek te maken’, zegt hij. Ook de performers wisselden tijdens het creatieproces van The Golden Stool veel muziek uit. Elke dag bestreden ze de lunchdip met een uitbundig geïmproviseerde medley, die zijn weg vond naar de voorstelling. Daarin staan Aretha Franklin, Blondie en Gloria Gaynor zij aan zij met Ariana Grande, Lady Gaga en Megan Thee Stallion. Nana Yaa Asantewaa zou goedkeurend geknikt hebben bij zoveel girlpower. 

- Katherina Lindekens 
 

Ook interessante producties: