Lisaboa Houbrechts (°1992) zette vijf jaar geleden al haar eerste pasjes in de Bourla, via het talentontwikkelingstraject P.U.L.S.. Dat ze nu doorstroomt als een van de vaste makers wekt weinig verwondering: haar beeldrijke theater met een epische inslag smeekt gewoon om een grootse context.
Je noemt je voorstellingen ‘arachnische’ vormen van theater. Wat bedoel je daarmee?
Houbrechts: “Ik heb die term ontleend aan schrijfster Anna Luyten, die ik ooit hoorde spreken over ‘arachnisch denken’ - een denken waarin alles met elkaar verweven is, zoals in een spinnenweb. In mijn voorstellingen worden tekst, beeld en muziek met elkaar verknoopt in een poëtische logica, en alle media zijn evenveel waard. Die goesting om niet alleen met het ‘pure’ toneel bezig te zijn was er al van op de schoolbanken (aan de Gentse kunsthogeschool KASK, ec). Daar liepen ook mensen van muziek en beeldende kunsten rond, en ik wilde al die opwindende vormen en indrukken meenemen in m’n eigen werk. Dat leidde tot de oprichting van Kuiperskaai, een collectief van vier kunstenaars die stuk voor stuk hun eigen inspiratie meebrachten. Onze voorstellingen werden toen vanzelf erg ‘groot’. Daarnaast schrijf ik graag verhalen met diepe wortels. Na het stoppen van Kuiperskaai was P.U.L.S. voor mij dus een ideaal laboratorium om uit te zoeken of mijn werk inderdaad het best functioneert op een grote bühne.”
Dat vermoeden werd bevestigd.
Houbrechts: “Ja. Los van de inhoudelijke match hou ik absoluut ook van de mogelijkheden van zo’n groot apparaat. Sommige regisseurs vinden het vreselijk om lang op voorhand beslissingen te moeten maken, zij zoeken liever een tijdje op de vloer. Zelf vind ik het bevrijdend om twee jaar op voorhand al klaar te zijn met de muziek of de scenografie uitgetekend te hebben. Wat de machinerie van zo’n grote zaal vraagt, is heel helder. Dat geeft me rust.”
Het opmerkelijke is dat je voorstellingen inderdaad episch zijn van opzet, maar tegelijkertijd iets heel intiems hebben. Je zoomt als regisseur ook in op kleine, persoonlijke details.
Houbrechts: “Er loopt steeds een ‘dramaturgie van het kleine’ door de grootse verhalen. Ik kan erg gegrepen zijn door een detail of een bizar feit binnen een bredere historische situatie. Zoals in Bruegel, dat vertrekt van het schilderij De Dulle Griet. Iedereen kijkt naar Griet als een symbool van oorlog, maar ik raakte vooral ontroerd door die adamsappel, die grote voeten - dat zette me op het spoor van haar fluïde genderidentiteit. Ik heb haar persoonlijke tragiek proberen verbinden met de grote wereldgeschiedenis.”
Je lijkt je ook tot die grote discours, zoals die van de genderbeweging, eerder op een persoonlijke manier te verhouden.
Houbrechts: “Ik heb veel respect voor de mensen die die thema’s uitdrukkelijk opnemen, maar ik kan niet liegen in het theater: ik volg mijn hart, ik maak mijn werk en ik ben ervan overtuigd dat ik zo op mijn eigen manier een antwoord bied. Ik denk nog vaak terug aan mijn gesprekken met Alain Platel, met wie ik tijdens het P.U.L.S.-traject mocht samenwerken. Zijn houding tegenover maatschappelijke vraagstukken is altijd onderzoekend geweest, vanuit een grote zachtheid. Hij plaatst zichzelf niet in het centrum van het debat, maar incorporeert dat debat in zijn werk.”
In het algemeen lijk je de laatste jaren ook zelf op zoek naar zachtheid, ik durf bijna zeggen: spiritualiteit.
Houbrechts: “Dat klopt wel, denk ik. De jaren bij Kuiperskaai waren fantastisch, maar die voorstellingen waren woest, gewelddadig bijna. Vandaag is er veel meer eenzaamheid in mijn leven, op een fijne manier, want er is op die manier ook meer reflectie. Ik hou er bijvoorbeeld heel erg van om alleen te reizen. De landschappen waar ik doorheen reis maken vaak een diepe indruk op mij, roepen vragen op over zingeving en schoonheid, maken me nederig. Ik hoop dat mijn voorstellingen ook een soort ‘landschappen’ kunnen zijn, waar je als toeschouwer doorheen reist.”
Wat eveneens opvalt is het toenemende belang van live muziek. Bij Bruegel, en vooral bij I Silenti, waarvoor je samenwerkte met componist Fabrizio Cassol en Roma-legende Tcha Limberger.
Houbrechts: “De muziek heeft een meer dragende rol gekregen, maar is op haar beurt ook zachter geworden, verfijnder. Tijdens Bruegel raakte ik in de ban van Byzantijnse gezangen, voor I Silenti werkten we met de madrigalen van Monteverdi. Muziek slaagt erin om een dimensie op te roepen die je met tekst moeilijk kunt evenaren. In mijn volgende voorstelling gaat het over de impact van de katholieke kerk op haar onderdanen, en dus gebruik ik de Johannespassie. De gezangen zullen een cruciale, vertellende rol spelen in het verhaal.”
In die voorstelling, Vake Poes, of hoe god verdween zien we een aantal mensen op de bühne in een verrassende combinatie: performancekunstenaar Pieter Ampe staat naast rasactrice Elsie de Brauw.
Houbrechts: “Daar zit geen uitgekiende strategie achter, ik denk niet in ‘profielen’. Ik laat me leiden door intuïtieve ontmoetingen. Maar ik vind het wel fijn om mensen samen te brengen die zelden in elkaars wereld vertoeven. Daarbij bots ik wel eens op gevoeligheden en obstakels, maar die dimensie - het omgaan met de verschillende tussen de spelers - maakt voor mij deel uit van het artistieke werk. Ik vind het ook spannend hoor. Je legt toch ook altijd zelf je hart in het midden van zo’n groep.”
Vake Poes wordt een coproductie tussen Toneelhuis en La Geste (de nieuwe Gentse fusie tussen Les ballets C de la B en kabinet K, ec). Kan je daar al iets meer over vertellen?
Houbrechts: “Het is een verhaal dat start in de jaren 1940, en zich uitstrekt over drie generaties. Een grootvader, een vader en een dochter worden alle drie geconfronteerd met seksueel misbruik. In het geval van de grootvader en de vader leidt dat tot het opnieuw aan het kruis nagelen van Jezus - daar komt de Johannespassie in het spel, die dat verhaal natuurlijk beschrijft. De derde generatie, die van de kleindochter, gaat ondanks haar ervaringen op zoek naar een nieuwe vorm van spiritualiteit, van ritualiteit. Het is een donker verhaal, jawel, maar uiteindelijk wordt de keten van geweld verbroken. Daarin schuilt voor mij een belangrijke boodschap van hoop.”
interview door Evelyne Coussens